Geef hiermee het gebruik van het tweede insulinepreparaat over de dag aan, volgens de structuur ochtend-middag-avond-nacht, waarbij u per dagdeel het aantal te gebruiken eenheden opgeeft (bijv. 6-0-10-0). Om welk insulinepreparaat het gaat legt u vast met de bepaling naam insulinepreperaat 2.
Geen antwoorden
Geen formule
Geen formule uitleg